top of page

Mijmeren



9 maart 2022


Op het grindpad naast de boerderij loopt de kraai ongeveer vijf meter voor mij uit. Hij loopt zo langzaam dat de auto in stationairstand nog te snel rijdt en ik moet bijremmen om mij aan de respectvolle tred van hem aan te passen. Zorgvuldig probeer ik de afstand tot hem constant te houden. Het kleding advies voor vandaag is ‘u hoeft geen zwart te dragen’. Daar heeft de kraai zich aan gehouden. Hij draagt een lichtblauw kostuum met een eveneens blauwe dunne overjas. Ik noem hem wel kraai maar vandaag lijkt hij er niet op. In zijn traditionele werkkleding wel maar nu dus niet. Bedachtzaam zet hij zijn schreden. Dit is zijn werk. Hij begeleidt mij op mijn route en wijst mij de weg. Daar gaan we heen, die kant op.


Achter de auto volgen de dierbaren. Ik zie ze in mijn spiegels. In het zelfde tempo, in dezelfde respectvolle passen. Eveneens niet in het zwart gekleed maar in vrolijke kleuren met veel stippen. Ik zie de wind spelen met de sjaals, de rokken, de jassen, de haren. En de zon schijnt. En het is stil. De stationair draaiende Volvo is nauwelijks te horen, de ramen zijn gesloten. Van de volgers zijn alleen soms knerpende voetstappen te horen. In het grint. Na het grint volgt een betonnen pad. Langs de schuur, rechtsaf linksaf langs de berg, langs de voormalige witlofschuur, het laatste gebouw op het boeren erf. Hier begint het landpad.


Dit pad heeft Erna duizenden keren gelopen, gereden, geslenterd, gemijmerd. Vooral dat laatste. Ze noemde dit dan ook Het Mijmerpad. Midden in open land, kilometers zicht op bouwland om je heen. Niet ver van hier uitzicht op startende en landende vliegtuigen van de polderbaan. Ieder jaar wisselende gewassen. Geen mensen, geen verkeer, geen lawaai. Altijd rust. Hier. Serene rust. Mijmerrust. Hier kon Erna altijd heerlijk haar gedachten laten lopen.


Nu ook. Ik mijmer dat Erna mijmert. Dat we samen mijmeren. De kraai heeft zich bij de dierbaren gevoegd, aan het begin van dit pad houden zij stil en laten ons gaan. We rijden de leegte in. In mijn spiegel zie ik ze steeds kleiner worden. Elkaar vasthoudend, steunend op elkaar. Ze kijken ons na. Nog steeds laat ik de V70 stationair draaien. Dat gaat langzaam maar snel genoeg. We mijmeren immers, we hebben geen haast. Dit pad is de laatste 100 jaar niet veranderd. Niet verplaatst. Het is er altijd geweest. Er hebben hier werkpaarden gelopen, ossen met houten wagens, mannen met rieken, schoffels en zeisen, vrouwen met manden vol koffie thee en brood. Steeds groter wordende tractoren tot enorme oogstmachines. En nu rijden wij er. Als enige. Bekeken en strak gevolgd door de dierbaren. Die laten ons geen seconde los, iedere stuurbeweging wordt opgemerkt, ik voel het. Maar geen druk, we hebben de tijd, we mijmeren. Tot het pad ophoud. Je kan aan het eind nog een klein stukje naar rechts maar dan houd het echt helemaal op. En gaat het pad over in grijze, vette, vruchtbare Haarlemmermeer klei. We moeten stoppen. Helaas. We hadden nog kilometers kunnen mijmeren.


“Zo, we zijn er” zeg ik hardop. Maar dat voluit spreken slaat nergens op. Dat had ik niet hoeven doen. Ik had het niet moeten uitspreken maar gewoon moeten mijmeren. Dat is in beter. De stippen op haar kist lichten op in de zon. Groene grote ronde stippen op een blankhouten kist. Ik kijk ernaar en raak ze even aan. Het hout voelt warm aan de stippen zijn koeler. Ik heb hier een taak en die ga ik nu uitvoeren. Nog steeds ben ik verwonderd waarom ik dit mag doen. Mij is gevraagd om aan het einde van dit pad mijn hakken in de klei te stampen. Samen dit merkteken maken, met Erna. Zoals ze dat honderden keren heeft gedaan.


Op weg naar dit ritueel heb ik geprobeerd mij daar een voorstelling van te maken. Van die hakken in de klei. Speciaal hiervoor had ik al mijn meest kleurige sneakers aangetrokken. Liever geen zwart. Het portier zwaait open. Frisse wind met duizenden zonnestralen waaien de auto in. Laat die deur maar open, geniet er van. Landbouwgrond is nu overal om mij heen. Heel in de verte zie ik de dierbaren. Ze houden Erna in de gaten, ze zien haar doen wat ze zo graag deed, nu voor het laatst. Ze zien haar uitstappen, om de auto heen lopen en eerst links en dan rechts hard in de klei stampen. Ze zien haar een stukje terug lopen en dit nogmaals doen. Niet twee maar vier flinke sporen achter latend in de vette klei. Voor de eeuwigheid.


De zon kon dit tafereel niet scherper belichten dan nu. De lucht kon niet helderder zijn dan op dit moment. De wind kon niet luchtiger waaien als op dit ogenblik. Alles valt op z’n plaats, de groene cirkels zijn rond. In de verte nadert een vliegtuig. De dierbaren wachten. We moeten terug. Liever niet maar het moet. Want ze wachten. Háár aller- allerliefste dierbaren. We stappen weer in, draaien de auto richting de boerderij, zetten de versnelling in D, laten de motor stationair draaien en rollen zwijgend terug. Naar nog een ritueel, het laatste.



Recente Posts
Archive
Volgen kan
bottom of page